Haal meer uit een prentenboek (deel 2)

prentenboek engelsEngelse prentenboeken kunnen een goede basis vormen voor een complete Engelse lessenreeks. Je kunt het boek natuurlijk ´gewoon´ voorlezen en het daarna wegleggen, maar je kunt er zoveel meer uit halen. In dit blog krijg je allerlei ideeën rondom prentenboeken in groep 1 t/m 5.

MINI CURSUS: VAN PRENTENBOEK NAAR LESSENSERIE

Wat zijn de voordelen?

– Je kunt op heel natuurlijk wijze en in een betekenisvolle context de taal gebruiken.
– Leerlingen worden blootgesteld aan gevarieerd en authentiek taalgebruik.
– Het bevordert niet alleen de luistervaardigheid, maar ook het concentratievermogen.
– Het motiveert en stimuleert kinderen om zelf te gaan lezen of ze willen vaker voorgelezen worden.
– Een prentenboek bevat meestal een universeel thema, een duidelijke verhaallijn en vaak ook herhaling.
– Voorlezen is een sociale activiteit en houdt kinderen betrokken.
– Je kunt een prentenboek combineren met allerlei activiteiten.

LEES OOK: HAAL MEER UIT EEN PRENTENBOEK (DEEL 1)

Hoe gebruik je het in je Engelse les?

1. Introductie

prentenboek engels

– Voordat je gaat lezen, introduceer je het boek door samen met je leerlingen de voorkant (en achterkant) van het boek te bekijken. Je kunt bijvoorbeeld vragen stellen als ´What colour is this?´, ´What do you see?´, ´What animal is this, is it a giraffe or an elephant?´, ´How many flowers do you see?´ etc. Door zowel open als gesloten vragen te stellen, kunnen alle leerlingen (in het Engels of Nederlands) antwoord geven.

– Verder kun je vragen waar het boek over zou kunnen gaan, waar het zich afspeelt en wie er (nog meer) in voorkomen. Je laat leerlingen voorspellingen doen, waarbij het niet uitmaakt of het goed of fout is. Het gaat erom dat je ze motiveert en laat nadenken over het thema.

– Verberg de titel en laat leerlingen zelf met ideeën komen: ´What could be the title of this story?´.

– Omschrijf (in het Engels uiteraard) een personage of situatie uit het boek en laat de leerlingen meetekenen, terwijl je omschrijft. Als je het boek dan tevoorschijn haalt, kunnen ze vergelijken of  hun tekening overeenkomt met het boek.

– Maak flashcards van de belangrijkste woorden in het boek en laat deze alvast zien. Je zegt de woorden hardop, eventueel door een korte samenvatting van het verhaal te geven. Op deze manier hebben de leerlingen de woorden alvast een keer gehoord en zullen ze er enkele herkennen als je daadwerkelijk gaat voorlezen.

LEES OOK: THE VERY BUSY SPIDER

 2. Tijdens het voorlezen

– Bij een tweede of derde keer voorlezen, kun je extra activiteiten toevoegen om leerlingen actief betrokken te houden bij het verhaal. Zo leren ze spelenderwijs en onbewust de vocabulaire die bij het boek hoort.prentenboek engels

– Laat leerlingen vinger- of stokpoppetjes maken van de personages uit het boek, zodat ze hiermee kunnen spelen als je het boek nogmaals voorleest.

– Lees het boek nogmaals voor, maar maak expres wat fouten. Leerlingen moeten ´Stop!´ roepen als ze denken dat je een fout maakt en vervolgens vertellen wat het dan wél moet zijn.

– Geef alle leerlingen een flashcard van de belangrijkste woorden uit het boek. Deze houden ze omhoog als ze hun woord horen.

– Laat leerlingen een speciaal gebaar maken of jou nazeggen bij enkele van de belangrijkste woorden uit het boek. Of bij de namen van de personages die het meest voorkomen.

– Laat leerlingen bepaalde zinnen die veel herhaald worden, nazeggen. Bij het prentenboek ´Brown bear, brown bear, what do you see?´ zeggen leerlingen bijvoorbeeld ´What do you see?´ en bij het boek ´Pete the cat, I love my white shoes´, zullen leerlingen al snel ´Goodness No!´ en ´I love my white shoes´ mee roepen en zingen.

– Speel het verhaal op het digibord af, zodat de kinderen een andere intonatie en een ander Engels accent horen. Ook zijn de beelden soms anders, omdat veel prentenboeken op YouTube bewegende beelden hebben.  Denk bijvoorbeeld aan ´The Gruffalo´.

BESTEL: LESPLAN WILD ANIMALS

3. Activiteiten

prentenboek engels– Nadat je het boek hebt gelezen, zijn er tal van mogelijkheden het verhaal te verwerken. Allereerst maak je gebruik van de flashcards die je hebt gemaakt (of gevonden op Internet) om de belangrijkste woorden te herhalen. Dit kan op diverse manieren, hiervoor verwijs ik je naar de volgende blogs: Flashcards deel 1, Flashcards deel 2, Flashcards deel 3, Flashcards deel 4.

Verwacht van hele jonge leerlingen niet dat ze de woorden actief gaan gebruiken. Het màg natuurlijk wel, maar in groep 1 en 2 gaan kinderen vaak door een ´stille periode´, waarin ze de woorden en structuren van de vreemde taal in zich opnemen, maar nog niet spreken.

– Leerlingen  tekenen een personage of situatie uit het verhaal of spelen een deel van het boek na. Ze kunnen dit ook doen met vinger- of stokpoppetjes. Veel prentenboeken bevatten korte zinnen die regelmatig herhaald worden.

– Geef leerlingen de flashcards (of maak meerdere setjes zodat ze in groepjes kunnen werken) en laat ze de kaartjes op goede volgorde van het verhaal leggen. Als je dubbele kaartjes uitprint, kunnen ze ook memory spelen waarbij ze de woorden hardop zeggen als ze een kaartje omdraaien.

– Maak zelf een liedje of chant bij het boek en ga hiermee oefenen met je groep.

– Leerlingen maken zelf een klein boekje, waarin ze het verhaal personaliseren door bijvoorbeeld de naam van de hoofdpersoon te veranderen in hun eigen naam. Of door een bepaalde plek te veranderen in hun eigen huis of de school. Dit kan zowel getekend als met eenvoudige woorden of korte zinnen.

– Verzin een knutselopdracht bij het boek of laat leerlingen een boekenlegger maken.

– Leerlingen kunnen een presentatie geven over (een gedeelte van) het boek, waarbij oudere leerlingen ook vragen kunnen beantwoorden als ´What do you like about the story?, How does the story end?´

BESTEL: LESPLAN MY BODY 

– Bedenk een activiteit die leerlingen gemakkelijk thuis kunnen uitvoeren, zodat het prentenboek nog steeds dichtbij bij hun belevingswereld blijft. Ze kunnen bijvoorbeeld aan hun ouders, in hun eigen woorden en in hun eigen taal, vertellen waar het boek over ging.

– Leerlingen zoeken naar plaatjes en foto´s (uit tijdschriften, internet, de krant) die overeenkomen met het verhaal. Ze kunnen ook uitleggen waaròm ze deze plaatjes hebben gekozen.

– Leerlingen zoeken thuis een voorwerp dat het met boek te maken heeft en nemen dit  mee naar school. Uiteraard wordt er vervolgens verteld waarom dit voorwerp aansluit bij het verhaal. Er is geen goed of fout. Leerlingen mogen dit in het Nederlands vertellen, maar misschien weten ze sommige woordjes wel in het Engels.

– Geef de leerlingen één of meerdere plaatjes (eventueel met het Engelse woord) uit het boek mee naar huis. Nu kunnen ze vertellen wat ze op school geleerd hebben en welke woordjes er in het boek voorkwamen.

Reacties zijn gesloten.

error: