Tijdens de Nationale Voorleesdagen van 2020 staat het boek ‘Moppereend’ centraal. Dit van oorsprong Engelse prentenboek is natuurlijk ook heel leuk om te gebruiken in je Engelse lessen. In dit blog krijg je allerlei tips om met ‘Grumpy Duck’ aan de slag te gaan. Koop het boek snel bij Practicum Educatief met 20% korting of bij Bol.com zodat je het op tijd in huis hebt!
Voordat je gaat voorlezen
– Misschien heb je het boek al in het Nederlands gelezen? In dat geval kun je de voorkennis van je leerlingen activeren door te vragen wat ze nog van het verhaal weten, wie de hoofdpersonen waren of hoe het verhaal afliep. Je kunt ervoor kiezen om dit in het Nederlands te doen.
Als het verhaal weer kort besproken is, kun je vertellen dat Moppereend eigenlijk Engels is. Of, als dat te ingewikkeld is, dat hij een Engelse tweelingzus heeft die precies hetzelfde meemaakt: Grumpy Duck!
“Did you know that Moppereend has a twin sister? Do you know what twin sisters are? They’re born on the exact same day and they look just like each other. They have the same eyes, the same beak, the same feathers”. Terwijl je dit vertelt, kun je de woorden aanwijzen op de cover van het boek.
– Kennen de leerlingen het boek niet? Dan kun je het boek introduceren door bijvoorbeeld enkele open en gesloten vragen te stellen over de cover. Je doet dit in het Engels, maar leerlingen mogen in het Nederlands antwoord geven: ‘Who knows what animals this is?’, ‘Is this a duck or a cat?’, ‘What colour is the duck?’, ‘Does she look happy or sad?’, ‘What colour is her beak?’, ‘Is she swimming?’, ‘How many flowers do you see?’, ‘What do you think this little black cloud means?’, ‘What other colours do you see?’.
Door samen de voorkant van het boek te bespreken, worden kinderen nieuwsgierig en wordt alvast wat voorkennis geactiveerd.
– Laat het boek nog niet zien, maar teken een blije eend op het bord: ‘What am I drawing?’, ‘is it a happy duck?’. Daarna teken je weer een eend, maar nu een chagrijnige. Waarschijnlijk zullen de kinderen nu roepen dat hij ‘verdrietig’ of ‘sad’ is. Probeer nu met je gezichtsuitdrukking en je armen over elkaar duidelijk te maken dat hij niet ‘sad’ is, maar ‘grumpy’: ‘We’re going to read a book about a grumpy duck’.
– Laat leerlingen vooraf bedenken waarom de eend chagrijnig zou kunnen zijn. Dit mogen ze natuurlijk in het Nederlands doen. Jij kunt het dan in het Engels herhalen: ‘Do you think she’s grumpy because she’s hungry? That could be the case. Who knows?!’
– Vertel dat Gumpy duck enkele dieren gaat tegenkomen. De kinderen kunnen raden welke dieren dit zijn (het liefst in het Engels). Jij laat steeds een flashcard zien van het dier dat de leerlingen roepen: ‘You think there is a cow in this book? I don’t know… we’ll find out!’. Door meerdere dieren te benoemen en de flashcards bijvoorbeeld in de kring neer te leggen, kun je na het voorlezen hierop terugkomen door de kaarten aan te wijzen: ‘Which animals did Grumpy duck meet? Did she meet a cow? No! Did she meet a pig? Yes!’
– Elk dier maakt een beweging of een geluid. Bespreek dit van tevoren, zodat kinderen tijdens het voorlezen de bewegingen of geluiden na kunnen doen.
dog: digging holes & barking (woof)
pig: rolling in the mud & oinking (oink)
rooster: cockadoodling (cockdoodledoo)
rabbit: hopping (sniff sniff)
tortoise: sleeping & drinking (zzzz)
goat: eating & bleating (baa)
Tip: In het boek komt een ‘cockerel’ voor. Ik zou hier zelf ‘rooster’ voorlezen, omdat dit een gangbaarder woord is voor haan. Je hoort dit woord bijvoorbeeld ook in liedjes en filmpjes. In de rest van dit blog en in het lespakket spreek ik dan ook over ‘rooster’.
Tip: Een ‘turtle’ is een zeeschildpad en een ‘tortoise’ is een landschildpad. De meeste kinderen kennen ‘turtle’ wel, maar ‘tortoise’ niet. Leg dit verschil uit (eventueel in het Nederlands).
Tip: De schildpad is ‘dozing’. Een lastig woord! Maak hier ‘sleeping’ van, want dat is herkenbaarder.
LEES OOK: VAN PRENTENBOEK NAAR ENGELSE LES, DEEL 1
Tijdens het voorlezen
Grumpy duck wordt steeds chagrijniger, omdat hij niemand heeft om mee te spelen. Hij mag meespelen met dog, pig, rooster, rabbit, tortoise en goat, maar hij wil niet en de zwarte wolk boven zijn hoofd wordt alsmaar groter en groter totdat het zelfs heel hard gaat regenen.
Duck wordt nu weer helemaal blij en begint te zingen: ‘I’m waddling in the rain, quack quack’. Gebruik hierbij de melodie van ‘I’m singing in the rain’, want even later kom je ook de tekst ‘What a glorious feeling, we’re happy again!’ tegen.
De eerste keer lees je het verhaal integraal voor. Bij een tweede of derde keer voorlezen óf als de kinderen het verhaal al in het Nederlands kennen, kun je kiezen uit de volgende activiteiten:
– Leg de flashcards van de dieren op de grond in de kring, zodat leerlingen ze kunnen aanwijzen als het dier in het boek voorkomt. Je kunt ook de memorykaartjes uitprinten en deze uitdelen. De kinderen houden dan hun kaartje omhoog als ze ‘hun’ dier horen.
– De leerlingen doen het geluid of de beweging van het dier na zodra jij dat dier benoemt. Je kunt ook per drie of vier leerlingen een dier geven, zodat het wat rustiger blijft. Leerlingen kunnen ook het geluid van de regen na doen door heel hard in hun handen te klappen of op de grond te stampen.
– Lees het verhaal voor, maar laat af en toe een woord weg. Kunnen de leerlingen het aanvullen? Doe dit vooral met de woorden die veel voorkomen (zoals ‘bigger’, ‘I’ve got no one to play with’ en de dieren)
BESTEL: THEMAPAKKET FARM ANIMALS
Na het voorlezen
– Leerlingen leggen de flashcards van de dieren op de juiste volgorde van verschijning in het boek: ‘Which animal did Duck meet first? Who was second?’ etc. Ze kunnen de flashcards ook op volgorde van klein naar groot leggen, want in dit boek komen de woorden ‘big’ en ‘bigger’ ook veel voor. Oefen tegelijkertijd met ‘small’: ‘Which animal is small? Which animal is bigger? Which one is the biggest?’
– Laat leerlingen deze kleurplaat inkleuren en er zelf een grijze wolk boven tekenen. Je kunt ook opdrachtjes geven: ‘Colour two flowers yellow, colour one flower pink, colour one flower blue, Colour Duck’s beak and feet orange. Colour Duck’s body in your favourite colour. Colour the grass green’
– Verspreid de flashcards van de dieren over het lokaal. Je wijst drie leerlingen aan en noemt een dierennaam: Deze drie leerlingen lopen naar het juiste dier. Varieer hiermee door bijvoorbeeld het geluid van het dier na te doen of het dier te omschrijven. Dit maakt het wat moeilijker. Steeds drie andere leerlingen mogen naar de juiste flashcard lopen.
– Eén leerling beeldt een dier uit, klasgenootjes raden om welk dier het gaat.
BEKIJK HET FILMPJE: WERKVORMEN MET MEMORY, DEEL 1
– Speel bingo! Print de 22 bingokaarten in het lespakket uit en lamineer ze. Jij noemt een woord en leerlingen leggen een fiche op het juiste plaatje. In het lespakket vind je een uitgebreide instructie, inclusief ’teacher talk’, zodat je precies weet wat je in het Engels moet zeggen. Als leerlingen de woorden al goed kennen, laat je de flashcards achterwege. Vinden ze het nog lastig? Dan zeg je eerst het woord en laat je daarna de flashcard erbij zien. Dan weten ze zeker of het plaatje op hun kaart staat. Dit spel kun je uiteraard ook eerst in het Nederlands spelen, als je ‘Moppereend’ hebt gelezen.
– Geef iedere leerling een memorykaartje. Er zijn zeven dieren, dus je krijgt bijvoorbeeld drie tot vier leerlingen met hetzelfde dier. Nu gaan ze elkaar zoeken door hardop de naam van het dier te noemen of door een zinnetje te zeggen: ‘I’ve got a duck’, ‘I’ve got a tortoise’ etc. Als ze een klasgenootje vinden met hetzelfde kaartje, gaan ze op zoek naar het volgende klasgenootje. Daarna gaan ze met hun groepje op de grond zitten. Je kunt hier eventueel de kaartjes van ‘rain’ en ‘rainbow’ aan toevoegen.
Zorg ervoor dat leerlingen niet alleen naar hun plaatje laten zien, maar ook daadwerkelijk het dier in het Engels benoemen! Als je de kaartjes uitdeelt, zeg je hardop het dier tegen de leerlingen.
– Laat leerlingen het dominospel spelen: Dit kan klassikaal door de kaarten in het midden van de kring op de grond te leggen en alle leerlingen een kaart te geven. Ze kunnen het ook in groepjes doen: Eén groepje speelt bijvoorbeeld memory (waarbij ze de woordjes hardop zeggen als ze een kaartje omdraaien), één groepje speelt domino (waarbij ze het woord hardop zeggen als ze een kaart aanleggen) en de rest maakt een kleurplaat of doet één van de andere werkbladen en activiteiten uit het lespakket. Dit dominospel kun je uiteraard ook eerst in het Nederlands spelen, als je ‘Moppereend’ hebt gelezen.
– Oefen deze chant ( de klemtoon ligt op de dikgedruke woorden) en maak hierbij veelvuldig gebruik van gebaren. Ook kun je wijzen naar de flashcards.
Duck meets a dog
The dog digs a hole
Duck meets a pig
The pig likes to roll
Duck meets a rooster
It says cockedoodledoo
Duck meets a rabbit
Can you hop too?
Duck meets a tortoise
The tortoise is relaxed
Duck meets a goat
What will happen next?
It starts to rain!
Duck is very happy
Everybody’s happy
And what do we see?
A rainbow in the sky!
– Veel van de activiteiten die je in de blog van JufMaike leest, kun je ook gebruiken in je Engelse les. Hetzelfde geldt voor de tips van JufAnke (even naar beneden scrollen).
– Grumpy duck knutselen? Bekijk dan eens deze leuke activiteit van Crea met kids: Moppereend knutselen
– Meer tips voor activiteiten vind je in dit filmpje.
– Nederlands liedje: Mopperdag
Bron foto’s Grumpy Duck: http://petrhoracek.co.uk/project/grumpy-duck/
|